Kolb, David
Amerikaans Leerpsycholoog en pedagoog en hoogleraar Weatherhead School of Management, aan de Case Western Reserve University, Ohio.

Bron

Kolb, D. (1984) Experiential Learning: Experience As The Source Of Learning And Development. Prentice-Hall

 

Test

Probeer de test.

 

Links

Leerstijlen obv Spiral Dynamics

Leerstadia of bekwaamheidsladder

Leerstijlen van Kolb

De leerstijlen van Kolb zijn gebaseerd op een model van vier leerstijlen, gebaseerd op een samenvatting van het werk van John DeweyKurt Lewin, en Jean Piaget.

Het is een bekend model, maar voor de stappen in de leercyclus en de daarmee samenhangende leerstijlen ontbreekt echter een wetenschappelijke onderbouwing. Er zijn betere modellen in omloop, waaronder een van de Utrechtse hoogleraar Jan Vermunt en een variant daarvan, gebaseerd op de waardensystemen van Spiral Dynamics.

Hoe dan ook. Kolb beweerde dat leren – gericht op een duurzame gedragsverandering – alleen het resultaat kan zijn van het doorlopen van een cyclisch proces waarbij een viertal gedragingen op elkaar inhaken. Dit is een constructivistische, in plaats van een instructivistische opvatting over het leren.

De vier gedragingen zijn:

  • Concreet ervaren of ondervindend leren – Onderdompelen (waarneming)
    Het opdoen van een fysieke en werkelijke ervaring met de realiteit staat hier centraal. Belangrijk hierbij is dat men zonder vooroordelen met een zeker inlevingsvermogen openstaat voor nieuwe ervaringen.

  • Reflectief observerenof reflecterend leren – Verhelderen (reflectie)
    Nadenken over de waargenomen werkelijkheid. Terwijl een handeling verricht wordt, wordt onze aandacht getrokken door allerlei bedoelde of niet-bedoelde effecten van de handeling. Hierop kunnen we reflecteren. Hiervoor moeten de ervaringen vanuit verschillende standpunten bekeken worden.

  • Abstractconceptualiseren of conceptualiserend leren – Verklaren (inzicht).
    Er wordt nagegaan in hoeverre de ervaringen en reflecties die samenhangen met deze éne handeling ook overeenkomen met de bevindingen die eerder zijn opgedaan. Zit er een rode draad in het verhaal? Kan er tot een algemene stelling besloten worden? Er wordt een hypothese geformuleerd die in de toekomst getoetst wordt.

  • Actief experimenteren of experimenterend leren – Toepassen  (oefening in een andere context)
    Er wordt getoetst of de basisstelling – model of schema – in de realiteit stand houdt. Dit gebeurt experimenteel door middel van nieuwe handelingen. Met andere woorden: men past het geleerde toe in een andere dan de eerder ervaren context. Om dit te kunnen doen moet men in staat zijn beslissingen te nemen en die daadwerkelijk uit te voeren.

De laatste stap leidt tot het opdoen van nieuwe ervaringen met nadien weer reflectiemomenten en concept- of begripsvorming, zodat de leercyclus heel vlug, en steeds opnieuw, rondgemaakt wordt naar een hoger niveau.

Naast deze vier gedragingen onderscheidde Kolb vier bijhorende leerstijlen:

 

  • Doener, vertonen een combinatie van actief experimenteren en concreet ervaren. Ze hebben een voorkeur voor situaties waarin ze zo snel mogelijk aan de slag kunnen en leren het best wanneer er ruimte is voor oefenmomenten. De leerprocessen die doeners hanteren, steunen vooral op gissen en missen.
    Lekker gelijk de handen uit de mouwen steken en uitproberen. Leren vanuit voortschrijdend inzicht, via trial & error.
  • Dromer, zij hebben een voorkeur voor concreet ervaren en reflectief observeren. Ze zoeken leersituaties op waarin zij zelf kunnen meemaken hoe iets in de praktijk uitpakt. Zij hebben de neiging problemen van alle kanten te bekijken en zien steeds weer nieuwe ingangen en oplossingen. Dromers leren heel snel via identificatie.
    Zij stellen zich voor hoe iets werkt of reageren pas nadat het is voorgedaan en dan daar mee oefenen.
  • Denker, combineren het reflectief observeren en abstract conceptualiseren. Zij zijn het liefst bezig met het vertalen van observaties in hypothesen en theorieën. Ze kunnen goed redeneren en zijn graag intellectueel bezig. Ze werken graag zelfstandig om de gelegenheid te krijgen zelf eerst een beeld te vormen van de theorie.
    Een denker houdt van feiten en theorie en probeert dit samen te vatten in een duidelijk overzicht.
  • Beslisser, zijn goed in en hebben een voorkeur voor abstract conceptualiseren en actief experimenteren. Zij gaan het liefst theorieën uitproberen in de praktijk en in experimenten. Ze nemen initiatief en durven experimenteren. Bij het hanteren van een probleem gaan zij deductief en probleemoplossend te werk. Ze functioneren optimaal als zij een leertaak kunnen beginnen met kennisname van duidelijk en beknopt geformuleerde regels en principe, die zij dan in een oefensituatie kunnen verwerken.
    ‘Wat heb ik hier aan?’ en ‘wat kan ik hiermee?’ zijn typische vragen van beslissers. Een beslisser houdt van checklists, schema’s en stappenplannen en voert graag opdrachten uit.